Paleizen stijgen strak uit het water op en zijn zoo onwaarschijnlijk blank en broos, alsof ze uit niets dan licht en een weinig ijle schaduw waren geschapen. De zon, nog laag boven de lagunen, laat haar oogverblindend goud over de volle breedte het kanaal binnenstroomen; een paar blinkend witte meeuwen schieten er op spitse wieken door; het kabbelende water beeft van het vele licht en werpt schichtige, helle reflexen in de poorten der paleizen en in de smalle, schemerig-blauwe zijkanalen, waar een geheimzinnig stil bedrijf is van onder bruggetjes doorglijdende gondels. (Fabricius 1931: 44)
Nu is het aan jou om te raden over welke Italiaanse stad Fabricius het heeft – juist, Venetië. Een magische stad die ook bekend staat onder de namen Parel van het Noorden, Stad van Bruggen en La Serenissima (de sereenste). Serenissimo was vroeger een eretitel die voornamelijk gereserveerd was voor Il Doge, de leider van de Republiek van Venetië. Later werd de term, naast eretitel, ook gebruikt om de stad Venetië aan te duiden. (De Rienzo 2005)
Ook in de beschrijving aan het begin van dit blog komt het kalmerende karakter van Venetië naar voren. Het citaat komt uit het boek Venetiaansch avontuur (1931) van de schrijver Johan Fabricius (1899-1981). De roman beschrijft de avonturen van de Oostenrijkse Walther, die een tamelijk goede, maar saaie baan heeft bij een bedrijf dat gummiboorden (een soort waterbestendige kraag) maakt. Daarnaast schrijft Walther artikelen en poëzie waarmee hij de wereld wil veranderen. In een van zijn artikelen uit hij zijn ontevredenheid over het onrecht in de wereld (waarover precies wordt niet duidelijk) en naar aanleiding van die tekst wordt Walther naar het bureau van zijn baas geroepen en op vakantie gestuurd. De uitingen van ontevredenheid van een medewerker zouden namelijk kunnen leiden tot reputatieschade voor het gummiboordbedrijf en dat wil Walthers baas het liefst vermijden. Vanaf dat moment begint Walther te twijfelen aan de manieren waarop hij zijn leven tot dan toe heeft vormgegeven. Hij beraadt zich bij zijn vrienden en zegt tegen hen: ‘Ik heb tot nog toe gemeend, dat ik het leed van een wereld, de verantwoording voor een wereld dragen moest, – en van die meening ben ik teruggekomen. Ik ben jong, ik leef maar eens; ik heb nooit zoo beseft wat die beide dingen beteekenen.’ (24-25) Wanneer Walther verder uitweidt over zijn vakantieplannen wordt het duidelijk dat hij niet zomaar op vakantie wil gaan. Integendeel, hij heeft een missie: hij wil een ‘dollarprinses’ – sugarmommy – aan de haak slaan. (27)
Uiteindelijk vertrekt Walther naar de stad van zijn dromen: Venetië. Eenmaal aangekomen begint hij verschillende vrouwen achterna te lopen (lees: stalken) en wordt hij steeds opnieuw halsoverkop verliefd, waarna hij vaak al na een dagdeel besluit dat het meisje toch niet de ware is. De jacht van Walther leidt ons langs de beroemdste bezienswaardigheden van Venetië, zoals de Rialto-brug en het museum L’Academia. Walther heeft echter nauwelijks oog voor de schoonheden die de stad hem te bieden heeft. Er bestaat voor hem niets anders meer dan het vinden van een rijke echtgenote. En als het even tegenzit raakt Walther in paniek. Dit gebeurt bijvoorbeeld aan het begin van zijn zoektocht, wanneer hij probeert om een blonde deerne te waarschuwen voor een Italiaanse jongen die haar hart probeert te veroveren met zijn zuidelijke charme:
Walther, daareven donkerrood in het gelaat van verkropte drift, is na haar glimlach plotseling zeer bleek geworden. Hij weet nu, dat hij zich als een jaloersche gek gedragen en slechts haar spot, neen, erger, haar medelijden gewekt heeft. […] Om zijn hysterie te overwinnen; stapt hij bij den volgende steiger uit en begint een wilden zwerftocht door het doolhof van stegen, waarin ook Baedeker [een merknaam van de beroemde reisgids] geen weg meer wijst. (60)
Negentig jaar geleden kon de reisgids Walther de weg al niet wijzen in de stegen van Venetië; vandaag de dag is het nog steeds niet mogelijk om je weg te vinden in het doolhof van straten – zelfs niet met behulp van Google Maps. Naar mijn mening is dit juist de charme van Venetië: het is heerlijk om door de straten en stegen van de stad te zwerven, niet wetende waar je zult belanden, en genietend te kunnen verdwalen en prachtige pleinen ontdekken die je anders nooit zou hebben bezocht of gevonden.
Walther komt tijdens zijn zwerftocht, na zijn mislukte waarschuwing aan de blonde vrouw, een andere kant van de Venetië tegen:
Zoo komt hij in sloppen, waar een vreemdeling nog een min of meer verrassende verschijning is, die door katten gemeden en door kinderen wordt aangegaapt, sloppen, zoo smal, dat schuingeplaatste spiegels op de kozijnen het van boven neervallende licht in de vertrekken moeten kaatsen. (60)
Hoewel Venetië vandaag de dag niet meer van dit soort sloppen heeft, zijn er nog steeds stegen waar geen toerist te vinden is en je de sereniteit van Venetië kunt ervaren. Ook Walther ervaart dat. Hij raakt in paniek als zijn toenaderingen tot een vrouw niet slagen, maar komt vervolgens tot rust door zijn omzwervingen in Venetië. Zo doet de stad haar bijnaam, La Serenissima, eer aan.
Bibliografie
Fabricius, Johan, Venetiaansch avontuur, ’s-Gravenhage 1931.
De Rienzo, Giorgio, ‘Rubriche Scioglilingua’, in Corriere della Sera, 21 oktober 2005, https://www.corriere.it/Rubriche/Scioglilingua/2005/21ottobre.shtml, geraadpleegd op 17 december 2021.