Door weer en wind I

Het achttiende-eeuwse reisdagboek van een kapiteinszoon

Op 3 februari 1784 raakte een vloot Nederlandse linieschepen in de problemen tijdens een zware storm op zee. De schepen bevonden zich op dat moment in de Golfe du Lyon. Aan boord van de Noordholland, die onder het gezag stond van kapitein Daniël Jan van Rijneveld (1742-1795) (Westfries Archief), was de bemanning genoodzaakt de zeilen los te scheuren om te voorkomen dat de wind het schip volledig in zijn macht zou krijgen. Na het kappen van de zeilen, stortten de zeelieden zich op het binnengedrongen water. Drie uur lang pompten de mannen water weg, waarna ongelukkigerwijs een aantal van hun pompen brak. Het binnengedrongen water maakte het schip steeds zwaarder en duwde dat naar beneden. Om de Noordholland te verlichten, werden twee masten gekapt waardoor er ook weer gebruik gemaakt kon worden van het stuurwiel. De zeelieden zetten alles op alles om het schip, en daarmee hun levens, te redden. Doch konden zij verdere schade aan het schip niet voorkomen: de Noordholland verloor delen van het achterruim en uiteindelijk ook zijn derde en laatste mast. Het schip raakte de rest van de vloot kwijt en de volgende dag brak zelfs het stuurwiel af. De Noordholland was vanaf dat moment zeil-, mast- en stuurloos. 

Linieschepen in 1783. Bron: Carel Frederik Bendorp, ‘Explosie op het schip Rhynland’, 1784, Rijksmuseum Amsterdam.

 

Onder de 350 koppen tellende bemanning bevond zich kapiteinszoon Nicolaas Abraham van Rijneveld (1766-1849) (Historisch Centrum Overijssel), wiens gepubliceerde reisdagboek, Reize naar de Middelandsche Zee (1803), de omstandigheden aan boord van de Noordholland tijdens de bijna drie jaar durende zeilreis (van 13 december 1783 tot 3 mei 1786) zorgvuldig beschrijft. In zijn reisdagboek gaat Nicolaas uitvoerig in op de zeestorm die op 3 februari, in de eerste maanden van hun reis, was begonnen. Er werd dag en nacht gewerkt, ‘zonder eenige rust of tusschenpoozing’, om het schip van water te ontdoen. (Van Rijneveld 1803: 23) Niet dat de bemanning ergens zou kunnen uitrusten of slapen; de hangmatten spoelden door het binnenruim of werden tevergeefs gebruikt om het onbedwingbare zeewater tegen te houden. Het water eiste niet alleen delen van het schip, maar ook hun proviand op.

Op 5 februari leek het tij te keren: de zeemannen spotten een schip en na ‘eenige noodschoten’ schoot dat hen te hulp. Het bleek de Vrijheid, een ander schip uit de vloot. De masten van de Vrijheid waren echter ook afgebroken. Desondanks probeerde het toegetakelde schip de Noordholland te assisteren. Gelukkig kwam een paar uur later ook de Medea in zicht, nog een ander schip uit de vloot, dat, vergeleken met de Noordholland en de Vrijheid, in relatief goede staat verkeerde. Het lukte de Medea om de Noordholland op het sleeptouw te nemen, waarna die de Noordholland naar een haven in de buurt, zoals die van Cartagena (Spanje), probeerde te slepen. De overwerkte zeemannen – ze streden immers al drie dagen non-stop tegen het water – ontvingen van de Medea ook een nieuwe pomp. ‘Deze dag was […] aangenaam’, schrijft Nicolaas. (27) Desondanks was de bemanning nat, hongerig en uitgeput – ze waren zo goed als al hun kledij, proviand en energie verloren in de strijd.

Een timmerman van de Medea slaagde er op 7 februari in om het roer van de Noordholland, tot op zekere hoogte, te repareren. Dankzij de nieuwe pomp verliep het wegpompen van het zeewater ook relatief goed. Drie dagen later, op 10 februari, brak echter het sleeptouw. Het kostte de zeelieden twee dagen om de schepen opnieuw aan elkaar te koppelen. Helaas brak een dag later het sleeptouw opnieuw, evenals het roer. Door opgelopen schade kon de Medea de Noordholland niet nog een keer op het sleeptouw nemen; de Medea voer richting het Italiaanse eiland Asinara. Een dag later, op 15 februari, keerde de Medea daarvan terug – waar het vermoedelijk (deels) was gerepareerd – om vervolgens de Noordholland weer op het sleeptouw te nemen.

In de nacht van 15 op 16 februari brak wederom het sleeptouw, waarna de Noordholland de Medea definitief kwijtraakte. Het schip kon niets anders doen dan dobberen. In de ochtend kregen de zeemannen de kust van Corsica (Frankrijk) in zicht, met noodschoten en het laten waaien van ‘zo veel vlaggen’ ‘als [zij] plaatsen konden’ probeerde de bemanning de aandacht ‘van eenige vaartuigen van den wal’ te trekken. (32) Behalve ‘eenige veehoeders’ is er echter niemand aan de kust – ‘die overal rotsig was’. (33)  De moed zonk hen in de schoenen: ‘Wij zagen onzen onvermijdelijken ondergang, oogschijnlijk, met rassche schreeden naderen en hadden genoegzaam geen hoop of verwagting meer, om een geweldige dood te ontgaan.’ (33) Kapitein Van Rijneveld instrueerde zijn bemanning zich boven het dek te begeven; als het schip de rotsen zou raken, zouden ze kunnen proberen weg te zwemmen of drijven. Een aantal bemanningsleden van hoge rang en status ontving geld van de kapitein. Dat zouden ze moeten gebruiken om de schipbreukelingen te verzorgen, mits zij de botsing zouden overleven. De kapitein keerde zich ook tot zijn zoon. Hij beval Nicolaas om zijn eigen leven te redden als hij daarvoor de kans zou krijgen; vader Van Rijneveld zou zelf ‘zo lang ’er nog iemand in ’t Schip was of kon blijven, het zelve niet […] verlaaten’. (33) De kapitein wilde echter niet dat zijn plicht Nicolaas ervan weerhield het schip levend te verlaten. Vader en zoon namen daarom ‘van elkander op het weemoedigst afscheid’. (33) 

Nicolaas maakte zich met de rest van de bemanning klaar voor het noodlot, met ‘de oogen gevestigd’ ‘op het open graf, dat naar hem scheen te wachten’. (33) De mannen namen afscheid van elkaar, waren ijverig aan het bidden en beweenden ‘met heete traanen’ hun vrouw, kinderen en andere geliefden. (34) Terwijl ze zich klaarmaakten voor het zeemansgraf, kreeg men beter zicht op de kust: zand! Toch niet alleen rotsen, maar ook zand, en daarmee de mogelijkheid om te ankeren. Geheel onverwacht slaagde de bemanning er vervolgens in om het schip tot stilstand te brengen – en daarmee Davy Jones’ Locker (oftewel de zeebodem) te vermijden. Iedereen is ‘vervoerd van blijdschap; zo dat zelfs de ruuwste en ongevoeligste zeelieden, thands traanen van vreugde stortten en Gode voor zulk een onverhoopt geluk, oprecht en vuurig dankten’. (36) Het herstel van de Noordholland en zijn bemanning kon beginnen.

In de vroegmoderne tijd verwezen zeelieden naar de zeebodem met ‘Davy Jones’ Locker’. Men geloofde ook dat Davy Jones de zielen van mensen die op zee stierven verzamelde in zijn kist. Bron: John Tenniel, 1892, Wikimedia Commons.

 

De reis van de Noordholland is indrukwekkend. Vanuit het perspectief van de kapiteinszoon kunnen we deze bijzondere reis herbeleven. Reize naar de Middelandsche Zee biedt inzicht in het leven op een schip in de achttiende eeuw.  Zo laat Nicolaas’ reisdagboek zien hoe belangrijk samenwerking was: de bemanning functioneert als een levend organisme en kan bovendien – over het algemeen – op de hulp van zowel vaderlandse als buitenlandse zeevaarders vertrouwen. Het boek geeft ook inzicht in de waardering van familiale en vriendschappelijke banden, zoals die tussen een vader en zijn zoon. Bovendien schreef Nicolaas niet alleen over de zeilroute en omstandigheden onderweg, maar ook over de kustplaatsen waarlangs de Noordholland voer alsook over enkele steden in het binnenland. In het tweede deel zal ik hierop terugkomen.


Bibliografie 
Historisch Centrum Overijssel, Zwolle, toegangsnummer 0123, inventarisnummer 7941, aktenummer 232. 
Van Rijneveld, N.A., Reize naar de Middelandsche Zee, Amsterdam 1803. 
Westfries Archief, Hoorn, toegangsnummer 1702-09, inventarisnummer 107.